Carmenere
De Carmenère druif is een van oorsprong een Franse blauwe druivensoort, die heden ten dage meer voorkomt in Chili dan in Frankrijk (zo’n 21 ha zijn in 2010 overgebleven), waar ze sinds 1870 met de uitbraak van Phylloxera bijna volledig verdween en om zijn gevoeligheid voor ziekten bijna niet meer heraangeplant werd. Ze werd in 1850 uit de bordeaux streek naar Chili geëxporteerd in de veronderstelling dat men te maken had met de Merlot. Carmenère heeft veel aandacht nodig en moet letterlijk kort gehouden worden. Het warmere klimaat in Chili zorgt ervoor dat men van de Carmenère druif kwalitatief goede wijnen van kan maken. Ze is nu het parade paardje van de Chileense wijnbouw, waar ze ruim 7000 hectare verbouwd hebben. De druif is een krachtige groeier, die een lage opbrengst genereert van kleine trossen druiven, die een diepe blauwe kleur hebben. Deze druivensoort heeft een zeer lage opbrengst die erg gevoelig is voor coulure (*).
In verschillende stadia van rijpheid ontdekken we heel verschillende kenmerken: als de druiven onrijp geoogst worden dan hebben de wijnen een sterk aroma van paprika en peper. Als ze maar net rijp zijn, kom je tonen van zwarte peper en tomaat tegen, terwijl bij rijpe tot overrijpe druiven duidelijk chocolade-tonen en zwart fruit de boventoon voeren, maar dat heeft als nadeel dat de zuurtegraad lager wordt. Zijn smaak is vaak kruidig en peperig met veel fruit als cassis en bessen. Dit resulteert over het algemeen in een rode wijn met een volle stevige smaak met veel lengte en structuur.
(*) tijdens het bloei wordt door overvloedige regenval het stuifmeel voor een belangrijk deel weggespoeld waardoor bevruchting achterwege blijft zodat men weinig of geen druiven kan telen.
naar info archief
home pagina